Sculder & Mully
Sculder & Mully - IFFR 2004
American Splendor 125 pix
American Splendor (USA)
De Amerikaanse stripauteur Harvey Pekar, hier in Nederland (nog) niet zo bekend als generatiegenoot Robert Crumb of Daniel Clowes, is nu ook het onderwerp geworden van een verfilming. En wel dat van zijn eigen leven. Logisch, want daar gaan zijn strips tenslotte ook over. Pekar, kantoorsloof, obsessief platenverzamelaar (uiteraard!), beroepsloser, pechvogel in de liefde en tobber met de gezondheid, beschikt over een goed gevoel voor humor en een flinke dosis zelfrelativering (uitroep van Pekar voor de spiegel: “Now there’s a reliable disappointment!”). Die eigenschappen komen goed van pas wanneer hij besluit zijn worstelingen met het leven, in navolging van dat van vriend en mentor Crumb, om te zetten in stripverhalen die hij door anderen laat tekenen. Zijn serie ‘American Splendor’ slaat aan bij het publiek en Pekar schopt het zelfs tot vaste gast bij David Letterman (hilarisch is zijn laatste optreden, waarin hij tekeer gaat tegen de corrupte televisiecultuur).
Regisseurs Shari Springer Berman en Robert Pulcini leverden met ‘American Splendor’ een geslaagde verfilming; Pekar wordt afwisselend gespeeld door de fantastische Paul Giamatti en door Pekar zelf, er wordt voordurend met tijdslagen gespeeld en er komt ook animatie aan te pas, maar alles grijpt naadloos in elkaar. Er valt veel te lachen om Pekar en zijn soms bizarre collega’s, maar ook serieuze zaken als ‘Our Cancer Year’ komen aan de orde. Na het zien van ‘American Splendor’ wil je eigenlijk maar één ding: onmiddelijk de strip gaan lezen!

Nog te zien: ma 26-1 17:30 Cinerama 1 / do 29-1 22:30 Venster 1
Battle Royale 125 pix
Battle Royale II: Requiem
Wie warme herinneringen koestert aan Kinji Fukasaku’s instant-cultklassieker uit 2000, het futuristische splatterfest ‘Battle Royale’, zal even moeten slikken bij het zien van deze sequel. De plot is eigenlijk niet meer dan een variant op het eerste deel (scholieren worden door de overheid onder de duim gehouden door ze in een reality-programma tegen elkaar op te zetten tot de dood erop volgt), maar dat hoeft niet per se een nadeel te zijn. Waar echter deel 1 achtergronden van enkele leerlingen toonden, waardoor de kijker sympathie voor hen kreeg en hun dood des te harder aankwam, daar zijn in deel 2 de meeste slachtoffers niet meer dan poppetjes die worden opgeblazen, onthoofd of doorzeefd. Bloederig, dat wel, maar tegelijkertijd uiterst bloedeloos (en we moeten boevendien een hele tijd wachten voordat we een écht origineel sterfgeval te zien krijgen, door oneigenlijk gebruik van een stalen buis). De sterfscènes, waarin wél de tijd wordt genomen om vriendschappen te overdenken en afscheid te nemen, komen pathetisch en langdradig over. Als excuus voor dit alles mag misschien gelden dat krasse knar Fukasaku halverwege de opnamen overleed en zijn zoon Kenta de regie overnam, maar de indruk dat de oude meester zélf een tien keer betere film had afgeleverd wordt daarmee alleen maar versterkt. Kenta Fukasaku zal straks op eigen kracht moeten tonen wat hij als regisseur kan. Vooralsnog zeggen we met pijn in ons hart over zijn debuut: DON’T.

Nog te zien: vr 30-1 22:45 Pathé 1, en daarna waarschijnlijk in de bioscoop.
Crimson Gold 125
Crimson Gold (Iran, 2003)
Soms heeft een acteur een hoofd waar je anderhalf uur lang schaamteloos geboeid naar kunt kijken, ongeacht de film. Hussein Emadeddin als pizzabezorgende anti-held Hussain heeft zo’n kop (en fysiek): hij is dik, nors, oostindisch doof en ongelofelijk langzaam. De film is op zijn best als Hussein, zwijgend en stuurs voor zich uit kijkend, op de motor door veelal nachtelijk Teheran naar hongerige klanten rijdt. De woningen van de overwegend rijke klanten waar hij over de vloer komt staan in schril contrast met zijn eigen armeluisbestaan. Als een juwelier in een van de rijkere buurten van Teheran weigert hem zijn winkel binnen te laten omdat hij hem niet als serieuze klant beschouwt, loopt de spreekwoordelijke emmer van Hussein over: hij komt als een niet meer te stoppen tank op gang en gaat zijn eigen ondergang tegemoet. Het tragische verhaal over Husseins onvermogen tot contact, de vernederingen en de strijd tussen rijk en arm kon ons slechts gedeeltelijk boeien. Belangrijker was de vraag: zou een van de bezorgde pizza’s überhaupt nog warm aankomen? Maar die kop van Hussein blijft ons voorlopig wel degelijk bij.
Crimson Gold draait niet meer tijdens het festival, maar gaat straks hoogstwaarschijnlijk wel in de filmhuizen draaien. Een voorzichtige GO.

Nog te zien: zo 25-1 22:30 Pathé 1 / di 27-1 15:15 Pathé 5
Gozy 125 pix
Gozu (Japan, 2003)
Gozu betekent koeienkop, en er duikt inderdaad halverwege Miike Takashi’s film een man met een koeienkop op. U heeft tegen die tijd al zoveel vreemde zaken voorbij zien komen in het stadje waar yakuza Minami neergesteken is, op zoek naar het verdwenen lijk van zijn baas, dat u daar niet meer van opkijkt. De bloedmeter bleef op twee steken, en dat voornamelijk dankzij de gruwelijke dood van een ‘yakuza killer dog’ in de openingsscène, maar daar staat tegenover dat er weer meer dan genoeg andere lichaamsvochten worden verspild. De meningen waren wat verdeeld over deze ‘yakuza horror’ zoals Miike het zelf noemt. Sculder kreeg in elk geval aangename herinneringen aan het werk van David Lynch, en dan met name ‘Twin Peaks’ en ‘Eraserhead’, terwijl Mully dit keer vooral genoot van de fraai ogende Japanse mannen (niemand draagt een pak zo mooi als een Japanner). ‘Gozu’ is wat aan de lange kant voor zoveel nonsens, maar omdat u, net zoals Sculder en Mully, geen enkele Miike Takashi-film wilt missen, zeggen wij (en dit dient op mantrische wijze gerepeteerd te worden: GO! GO! GOZU! .

Nog te zien: ma 26-1 22:30 Cinerama 1 / do 29-1 17:45 Lantaren 1
Dead End Run (Japan, 2003)
‘Be there or be square’, rept de IFFR-festivalkrant over de Japanse blitsfilm ‘Dead End Run’. En als de film van start gaat ziet het er ook allemaal spannend uit: een geheel donker scherm, met keiharde geluiden die duidelijk maken dat er flink gevochten wordt. Tijdens de openingstitels zien we een flitsend staaltje camerawerk en horen we vette acid-rock uit de speakers schallen. Dan zien we een jongen uithijgen van de achtervolging. Hij bevindt zich in een duistere, industriële omgeving met veel stoom en rood licht. En voordat u Wong Kar Wai kan zeggen heeft onze hoofdrolspeler al iemand tegen de grond geslagen. Heavy shit! Maar dan neemt de film een compleet bizarre wending en bevindt u zich ineens midden in een musicalachtige balletvoorstelling. Daarna krijgen we nog tweemaal een herhaling van de eerste scènes, met daarop volgend weer andere wendingen die nergens op slaan. ‘Dead End Run’ blijkt niet meer dan een stijloefening, een visitekaartje voor de (ongetwijfeld vakkundige) makers, die op basis van deze film zo in de reclamebusiness aan de slag kunnen. Sculder & Mully willen u echter behoeden voor deze arty farty-bullshit: DON’T!

Te zien: zo 25-1 23:00, Cinerama 2 / ma 26-1 12:30, Venster 1 / di 27-1 22:30, Doelen, Burgerzaal / vr 30-1 22:30 Venster 1
lees verder »
1/2/3/4/5/6/7