Tonio van Vugt / Portretfoto's Natasja van Loon
De luistertest: Sonja van Hamel
Alabama 3 - Woke Up This Morning (Sopranos Mix) (1997)



‘Ik weet het ! Dit is van The Sopranos. Enorme fan van geweest. Ik heb de hele serie twee keer gezien. Vind ik best wel een prestatie. Ik heb door tv-series veel goede muziek ontdekt. Filmmuziek is ook heel belangrijk wat dat betreft. Ik heb laatst weer naar de documentaire over Bernard Hermann, componist van Hitchcock, gekeken. Een enorm moeilijke man die eigenlijk gewoon dirigent van een groot orkest wou zijn, maar dan moest-ie weer filmmuziek maken, en dat vond-ie vreselijk. Hij heeft zo’n zeven films gemaakt met Hitchcock, bij de laatste kregen ze ruzie. Ik heb een nummer over hem geschreven, A Virtuoso Of Unspecific Anger. In die docu beschrijft een van Hermanns vrienden, ook een componist, hem als iemand die heel vaak boos was op vriend en vijand. Hij zei: “I used to call him a virtuoso of unspecific anger.” En dat vond ik zo mooi dat ik dacht: dat is gewoon een titel voor een liedje.’
Aimee Mann – Gamma Ray (2012)



‘Wat is dit ook alweer? Oh ja, Aimee Mann! Zij heeft mij ook heel erg beïnvloed, via de film Magnolia, maar ook door haar plaat Bachelor No.2. Daar was ik helemaal gek van, ook van de productie. Daar hebben we met Bauer heel veel naar geluisterd. Via Aimee Mann heb ik ook de fantastische producer/arrangeur/componist Jon Brion leren kennen. Hij heeft de muziek gemaakt voor Eternal Sunshine of the Spotless Mind van Michel Gondry. De miniatuurtjes die hij voor die film creërde zijn van een onnavolgbare schoonheid en gelaagheid. Daar heb ik veel naar geluisterd toen ik zelf filmmuziek ging maken. En Gondry maakt natuurlijk ook weer van die kartonnen decors, wat weer van invloed is geweest op mijn Draw Clips... En zo is de cirkel weer rond.’
Lucky Fonz III - My Lover Asleep (2013)
Audio is jammer genoeg niet online beschikbaar. Luister naar een fragment in de iTunes-store

‘Oh, dit is Lucky Fonz. Nee. Ja. Toch? Is dit zijn laatste plaat? Juist. Ik vind dit een hele mooie plaat, ik heb hem een paar keer geluisterd op de Luisterpaal. Lucky is een heel bijzondere artiest, hij gaat heel erg zijn eigen weg. Ook iemand die zichzelf steeds weer aan het uitvinden is. Ik hou daar wel van.’

Ik bespeur ook wel een rusteloosheid bij hem.
‘Maar daarom neemt hij ook de beslissing om ineens weer zo’n kale plaat te maken. Bij hem voelt het niet geforceerd, zo van: ik móet nu iets anders gaan doen. Het gebeurt vanuit een natuurlijke behoefte, en dat vind ik leuk aan hem.’
Claw Boys Claw – 600 Monkeys (2013)



Sonja luistert aandachtig en gaat helemaal op in het liedje. Na anderhalve minuut: ‘Nou ja, klinkt wél heel leuk. Dat diepe, dat lijkt een beetje op Berends stem. Maar wie is dit? Héél mooi!’

Dit is Claw Boys Claw.
‘Oh, echt waar? Van die laatste plaat? Die heb ik nog steeds niet gehoord. Ik heb ze net live gezien in Paradiso. Was geweldig. Ik heb stage gelopen bij Peter te Bos, wist je dat? Nee? Nou ja!’

Hij zit in de luistertest omdat hij óók grafisch vormgever en muzikant is.
‘Nou, ik was dus die hele Rietveld zat, ik zat in mijn eindexamenjaar en ik wist nog niet eens hoe je een beetje grafisch ontwerpt. Dus ik heb zelf tegen ze gezegd: ik wil er een jaar langer over doen en stage lopen. Mijn toenmalige vriend Jeroen Kleijn zat bij Excelsior, die een klein kantoortje hadden op de Staalstraat, náást Peter te Bos. Dus ik liep bij Peter binnen, en hij zei (zet grote stem op met Amsterdams accent): “Ja hoor, kom maar lekker hier zitten!” Ik heb daar drie, vier maanden gezeten en we zijn hele dikke vriendjes geworden. Hij heeft me veel geleerd, ik mocht meehelpen met de Lowlands-campagne. Hij deed alles met de hand. Ik weet niet of dat nog zo is, maar hij raakte de computer niet aan. Hij had een jongen in dienst die het dtp-werk deed. Die stage bij Peter heeft me ook heel erg gepusht om mijn eigen ding te doen. Ik kwam terug op de Rietveld, en ik liet werk zien aan mijn docent, zo’n hele pretentieuze vent. Ik zal geen namen noemen, maar ik kan die man nog steeds schieten. Ik liet dus zien wat ik gemaakt, en hij zegt: “Maar dat is toch infantiel! Dat je nog met de hand gaat tekenen!” Toen had ik iets van: okee, ik maak deze school af voor dat papiertje en I’m out of here. Daarna kwam ik bij Piet Schreuders te werken. Net zo’n eigenzinnige geest als Peter, maar qua stijl veel dichter bij hoe ik dingen maak.’

Hóe liggen jullie stijlen dichter bij elkaar?
‘Peter heeft een jaren-80-inslag, wat ruiger en rauwer, terwijl Piet en ik inspiratie halen uit de jaren 50, ja zelfs 30, en ervan houden om dingen na te maken. Ik heb zeven jaar op elke maandag en dinsdag bij Piet gewerkt, en één van de dingen die hij dan kon zeggen was: “Waarom zou je het gaan ontwerpen als het er gewoon al is!”
Sonja wijst naar Schreuders’ recentste Poezenkrant die op het dressoir ligt. Het is een ‘Oorlogs-editie’, vormgegeven als een krant uit de Tweede Wereldoorlog. ‘Dat vind ik de sport. Maar dat is dan de kritiek die men op hem heeft, hoewel hij er eerlijk voor uitkomt. Iedereen die beweert dat-ie uniek is, daar geloof ik niks van. Dingen komen altijd ergens vandaan. Ik vind iets niet minder omdat het een bepaalde tijdsgeest weergalmt. Die dingen blijken juist vaak tijdloos.’

De luistertest is afgelopen, maar voordat ik mag gaan, word ik zelf aan een luistertest onderworpen. Want naast Sufjen Stevens en Ben Folds was ik dus iemand van Sonja’s ‘Grote Drie’ vergeten. De track start, een orkest zwelt aan en een lichte bariton zet in.
‘Scott Walker?’ gok ik. Sonja lacht: ‘Nee, je bent wel close: hij is een grote Scott Walker-fan.’ Maar hoe bekend de stem me ook voorkomt, ik slaag er niet in Sonja’s derde grote held te raden. Het verlossende antwoord komt: The Divine Comedy. ‘Och ja, Neil Hannon! roep ik uit. Waarmee ik dan toch op de valreep mijn gezicht enigszins weet te redden…

1/2/3/4