Tonio van Vugt /Portretfoto’s Natasja van Loon
De luistertest: Berend Dubbe
10CC • I Wanna Rule The World (1975)


‘O, 10CC, I Wanna Be A Boss, van How Dare You!. Na deze plaat gingen Kevin Godley en Lol Creme solo, en maakten Eric Stewart en Graham Gouldman The Things We Do For Love. Een mooi liedje, maar Godley en Creme namen het experiment mee, én de geweldige samenzang. Bovendien was Godley een geweldige drummer, zó simpel en droog. En wát een soulvolle stem.’

Ze hebben eens gezegd dat ze zo groot hadden kunnen zijn als Queen, maar dat ze niet genoeg glamour hadden.
‘Precies. Eric Stewart had dan nog wel de looks, maar Kevin Godley zag je tijdens een live-opname voor de BBC achter zijn drumstel zitten met een gebreid truitje met zijn eigen hoofd erop! Hahaha! Dat is die hele band in een notendop: selfimploding. Maar ze deden gewoon wat ze wilden. Je kunt je nu niet voorstellen dat ze destijds een toptienband waren, en met die complexe muziek 100.000 platen verkochten bij de jeugd.’

Perfecte, intelligente pop. Wel meer voor het hoofd dan voor het hart.
‘Ja, daarvoor is het te klinisch. Het is pop waar muziekliefhebbers die van iets ruigers houden een hekel aan hebben, heb ik ontdekt. Veel te smart ass.’

Weet je wat, we gaan wat ruiger.
The Clash • 1977 (1977)


‘Is het The Damned? Nee? Is het nieuw? O, nee. The Clash!’

Wat deed jij in 1977?
‘Toen kocht ik Going For The One van Yes, denk ik, hahaha! Echt waar! Ik heb dit pas veel later ontdekt. En door The Clash, The Damned, The Stranglers en The Sex Pistols kwam ik dan weer uit bij die Pebbles-compilaties. Die Back From The Grave-dingen uit de jaren 90 en dat soort shit. Daar was ik toen helemaal gek van. En toen dacht ik: misschien hoef ik The Damned dan niet, want dit vind ik óók geweldig.’

Jij was ongeveer vijftien in 1977.
‘Ja, punk zou voor mij perfect zijn geweest. Maar ja, én Deventer, én mijn broer met al die symfonische dingen. Ik ben me ook pas veel later gaan interesseren voor het maatschappelijke belang van muziek. Songs hoeven niet perfect te zijn als er een urgentie is. Ik las een boek van Jon Savage over de geschiedenis van de jeugdcultuur: iets kan ook goed zijn door een bepaalde attitude en kick-assness. Dus het compleet tegenovergestel-de van 10CC.’

Punk duurde niet lang: The Clash ging wereldmuziek maken, The Damned psychedelica en John Lydon bevrijdde zich na The Sex Pistols met zijn nieuwe band PIL van de punkketenen.
‘Toen werd het ook interessant: iedereen ging outbranchen. En John Lydon zegt nu zelf ook: Kate Bush vond ik tóen al helemaal te gek. Maar daar kon hij natuurlijk niet mee aankomen.’

Captain Sensible moest van zijn manager zijn krautrockplaten verbergen als er een journalist van de NME langskwam.
‘Muziek is wat dat aangaat ook een ontzettende bitch. Ik zag op YouTube beelden van Yes in Zwitserland tijdens de opnamen van Going For The One. Iemand had daar een camera op gezet en dat leverde zo’n drie uur film op vol geklooi. Op een gegeven moment spelen ze ook een paar punksongs. Omgekeerd was die afkeuring bij de dinosaurussen van de rock dus veel minder dan bij de punks. Maar het is goed dat we van die blokjes hadden, en onvermijdelijk dat die zaken daarna in elkaar overliepen.’
XTC • Ladybird (1983)


De band die je wist dat zou komen.
‘XTC. Ladybird. Een Colin Moulding-nummer, hè?’

Nee, dit is geschreven door Andy Partridge, een jaar na zijn zenuwinzinking tijdens de XTC-tour van 1982.
Mummer (de plaat waar Ladybird op staat – TvV) was voor mij de kunstacademietijd in Arnhem. Ik begon daar met grafisch ontwerpen, maar toen switchte ik naar audiovisueel. Dat heb ik niet afgemaakt en ik ben naar de Rietveld gegaan, waar ik audiovisueel en grafisch ontwerpen weer oppikte. Oók geen diploma.’ Berend praat nu met zachtere stem: ‘Helaas, maar dat vind ik nu pas. Mijn studies waren een beetje fragmentarisch. Ik had geen flauw idee wat ik had moeten gaan doen met die studie. Grafisch ontwerper of lettertekenaar worden leek me ook niks. Maar goed, XTC. In die tijd luisterde ik ook naar The Fall, Pere Ubu, The Mekons, Television Personalities en dat soort dingen, maar ook Nik Kershaw en Duran Duran. Dat liep bij mij gewoon allemaal door elkaar. Maar XTC heeft een heel speciaal plekje in mijn hart.’

Heb je zelf wel eens podiumangst gehad?
‘Ik vind optreden eigenlijk nooit echt leuk. Maar als ik eenmaal sta en het gaat goed, dan wel. Aan de ene kant wil ik best wel veel spelen, maar aan de andere kant vind ik het ook wel goed zo. Ik heb met Bettie Serveert tussen 1991 en 1998 zó veel gespeeld. De eerste vier platen. Ik zag laatst een tourschema uit 1995: we speelden zo’n tweehonderdvijftig keer per jaar. Dan toerden we in anderhalve maand door heel Amerika.’

Daar was waarschijnlijk weinig romantisch aan. Je bent alleen maar onderweg in een bus.
‘Ja. Dan kóm je een keer door de Grand Canyon, maar dan is het drie uur ’s nachts: “Dit is de Grand Canyon.” Alleen maar zwart. “Gaan we morgen nog even terug?” “Nee, nee…” Ik kon me in ieder geval wel een mening vormen over Amerika, omdat je de minderwaardig gevonden flyover states ook een keer bezoekt. Dan weet je waar je nooit meer naar toe hoeft en waar je wel eens naar zou willen terugkeren.’

Wat zijn jouw goede herinneringen aan Amerika?
‘We speelden in The Knitting Factory, en dan kwamen Nederlandse journalisten kijken om daar thuis over te rapporteren. Die begintijd was heel leuk. We hebben veel gelachen, veel goede optredens gedaan en heel veel mooie plaatjes gekocht voor 50 cent. We hebben de Fillmore uit- verkocht. Daarom heb ik niet zo’n enorme drive meer om op te treden, ik heb het allemaal al meegemaakt. Aan onze tijd bij Matador Records in New York heb ik één hele goede vriend overgehouden, Johan Kugelberg. Dat is voor mij echt een medaille geweest. Hij heeft mij muzikaal enorm beïnvloed. We hadden altijd een reusachtige klik met exotica, Les Baxter, de Bonzo’s. Op een gegeven moment is hij met een rijke vrouw getrouwd en heeft zich toen ontwikkeld als een soort curator, een verzamelaar van verzamelingen. Hij heeft een uitgeverij, Boo-Hooray, en brengt boeken uit over outsider-achtige artiesten, maar ook over sf-fanzines uit de jaren 60. Enjoy The Experience is een verzameling platenhoezen van mensen die in de jaren 50 tot en met 80 in eigen beheer platen uitbrachten, vanity pressings. Het is hét koffietafelboek van dat genre: trieste artiesten in hotellobby’s die een plaat in een oplage van honderd stuks maken. Hij is ook in de geschiedenis van de hiphop vanaf de jaren 70 gedoken. Hij maakte het boek Born in the Bronx met fotograaf Joe Conzo, die er in 1976 bij was.’
Ute Lemper Feat. Neil Hannon • Split (2000)


Tijdens zijn recentste optreden, in de Roode Bioscoop in Amsterdam, speelde Berend een cover van Your Daddy’s Car van favoriet The Divine Comedy. Zou hij het samenwerkingsproject van frontman Neil Hannon met chanteuse Ute Lemper kennen?

Berend: ‘Dit is wel iets wat ik goed zou vinden, dat weet ik wel. Is dit niet Neil Hannon? Maar dit is niet The Divine Comedy. Haar ken ik dus niet. Ute Lemper? Mooi. Ik ga eens op zoek. Vanmorgen draaiden we nog My Lovely Horse uit Father Ted, mijn nummer één comedy aller tijden. Neil Hannon schreef daarvoor de muziek. The Divine Comedy is voor mij wél heel jaren 90. Ik vind de serieuze dingen heel goed en de humordingen wat minder.’

Het is perfecte pop. Is Bauer niet altijd op zoek naar de perfecte popsong?
‘Eigenlijk wel. Op mijn laatste plaat maak ik een avontuurlijke reis vol onverwachte wegen, op weg naar die perfecte song.’

Welke song zou je graag zelf geschreven willen hebben?
Love On A Farmboys Wages en Easter Theatre (beide van XTC – TvV) vond ik altijd wel de perfecte popsongs, allebei geschreven door Andy Partridge. The Beatles komen dan toch niet in aanmerking. Maar wel van die ouwe Disney-liedjes, uit films als Jungle Book en Peter Pan. It’s Raining Again van Scott Walker. Of Beginning To See The Light of Sunday Morning van The Velvet Underground.’

Was je wel eens zo geïnspireerd door een liedje dat je daar je eigen ‘versie’ van schreef?
‘Ja, het nummer Night Train van Eyes Fully Open heb ik op een Scott 1, 2 of 3-achtige wijze geschreven (Berend verwijst hier naar de eerste drie soloplaten van Scott Walker – TvV), maar daar sluipt natuurlijk altijd een eigenheid in.’

‘Muziek is soms een ontzettende bitch.’
‘Muziek is soms een ontzettende bitch.’
lees verder »
1/2/3/4