Raymond Noë
La grande belezza info
*****
Paolo Sorrentino
Alweer twintig jaar geleden overleed filmgrootmeester Federico Fellini (1920-1993), en dat was voor minstens twee Italiaanse regisseurs aanleiding hem te eren/herdenken met een film.

De eerste is een documentaire: Che strano chiamarsi Federico! (‘Wat vreemd om Federico te heten!’) van Fellini’s vriend en vakbroeder Ettore Scola (inmiddels ook al 82), die voorlopig nog niet in Nederland te zien is. De tweede is La grande belezza (‘De grote schoonheid’) van de aan de weg timmerende regisseur Paolo Sorrentino - bekend van onder meer de zeer geslaagde films Le conseguenze dell’amore (2004) en Il divo (2008), en het wat minder geslaagde This Must Be the Place (2011), met Sean Penn als gepensioneerde rockster.

Sorrentino’s film wordt in vrijwel iedere recensie vergeleken met Fellini’s La dolce vita, en ook wel met diens Otto e mezzo en met Antonioni’s La notte - drie prachtige zwart-witfilms van begin jaren zestig. Wie ze kent ziet al snel waarom: net als deze drie films gaat La grande belezza over hoe de Romeinse jetset met opervlakkig vermaak de leegte en de verveling probeert te verdrijven. Een andere overduidelijke overeenkomst is de protagonist - in de drie jaren-60-films is dat steeds Marcello Mastroianni - die al dat doelloze gefeest meewarig geamuseerd gadeslaat. De hoofdpersoon in La grande belezza - de schrijver Jep Gambardella - kun je dan ook gerust als een op leeftijd gekomen versie van de Mastroianni-karakters beschouwen.



De film begint met het verjaardagsfeest van Jep. Hij is 65 geworden, en dat is voor hem aanleiding om terug te kijken op zijn leven als mislukt schrijver en societykoning. Hij zwerft wat rond, zoekt een oude vriend op, en praat met halve vrienden en goede kennissen. Bovendien ontmoet hij de (voorlopig) laatste vrouw in zijn leven, en denkt hij geregeld terug aan de allereerste. Blij wordt hij daar niet van, maar verdrietig ook niet, en tegen het eind van de film lijkt hij met een zekere opgewekte melancholie te aanvaarden dat de dingen nou eenmaal gaan zoals ze gaan.

In het begin dreigt La grande bellezza even een plichtmatige hedendaagse Fellini-pastiche te worden. Maar ondanks dat de film zwaar leunt op de thema’s en de visuele stijl van ‘il maestro’ (inclusief de vele maffe types die altijd in zijn films voorkomen), zingt hij zichzelf toch los van zijn voorbeelden. Dat is te danken aan regisseur Sorrentino, die flair en stijl genoeg heeft om er een eigen verhaal van te maken, maar voor een heel groot deel ook aan hoofdrolspeler Toni Servillo, die als een soort gedistingeerd broertje van Louis de Funès het vanzelfsprekende middelpunt is van vrijwel iedere scène in de film. Een meer dan waardige opvolger van Mastroianni.

La grande belezza draait vanaf morgen in de Nederlandse bioscopen