De studenten Rickey en JT ontdekken in de boiler room van een verlaten psychiatrisch ziekenhuis een meisje dat vastgeketend ligt op een bed. Ze is niet levend, ze is niet dood, ze vertoont alle klassieke kenmerken van de George Romero-zombie, behalve dan dat ze erg mooi is en er best nog wel een beetje fris uitziet. Daar moet een piemel in, vindt JT; dat kan je niet maken, vindt Rickey.
Hoe het ondode meisje daar terecht kwam en hoe ze ondood raakte, daar maken Rickey en TJ, evenals de makers van Deadgirl, weinig woorden aan vuil. Want daar gaat het in deze film in wezen niet om; veel interessanter zijn de morele implicaties. De vriendschap tussen de twee jongens wordt danig op de proef gesteld. Complicaties dienen zich aan als het geheim uitlekt en er zich meer klanten aandienen voor het neukbare ondode meisje - dat letterlijk aardig van zich af kan bijten. Rickey is het geweten van de film, maar kan zich er maar niet toe zetten de wantoestanden te beëindigen. Totdat het te laat is…
Deadgirl is een intelligente film met een bevredigend uitgewerkt script en geloofwaardige rollen van onbekende acteurs. Op genre-eigen elementen als gore en special effects is niet bezuinigd, maar het hart van de film klopt op een geheel andere plaats, en zombie-clichés worden grotendeels gemeden - geen apocalyptische toestanden, maar drama op de vierkante meter. Deze zombie heeft wel een moreel besef, en dat maakt haar lot des te pijnlijker. Dit is een van die festivalfilms die nog lang blijft nazinderen.
Wie zoals veel van mijn ouderloze vrienden altijd al vond dat kleine kinderen wezens van een andere planeet zijn, zal die mening na het zien van The Children niet herzien. Wanneer een van de vaders na een partijtje sleetjerijden gescalpeerd wordt teruggevonden, komt het moordlustige kleine tuig pas goed op gang. Is een virus de oorzaak van het ongepaste gedrag, zoals de film ook wel suggereert, of zijn de kinderen het gewoon zat om door volwassenen als eh… kinderen te worden behandeld? Wees overigens gerust, de stoute kindertjes krijgen óók billenkoek.
The Children is een uiterst effectieve, knap opgebouwde en spannende horrorfilm, die geen moment verslapt. Het is een van de films die in het kader van het Brithorror-programma draaien, naast o.a. Donkey Punch, Eden Lake en Mum & Dad(zie recensie hieronder). Het zijn horrorfilms die allen in een alledaagse, oer-Britse setting beginnen, om daarna gruwelijk te ontsporen. De gruwel ligt in het leven van alledag direct om de hoek, daar zijn geen bovennatuurlijke monsters voor nodig. Zelf heb ik twee neefjes die naar mijn smaak iets te veel lijken op de hoogblonde autistische krullebol Paulie met wie alle ellende start. Ik kan niet zeggen dat ik naar het volgende familieuitje uitkijk…
Ja, humor heeft de film wel. Gore ook, in bloedrode kapitalen. Smerig hoogtepunt is de kerstviering (wat is dat toch met Engelsen en kerst?), waarbij een onfortuinlijke pizzakoerier als gekruisigde Jezus dienst doet - zonder benen, dat wel, kennelijk waren de spijkers op. Het lijkt de overtreffende stap van ziek, maar het werkelijk venijn zit hem in de kleine dingen - de ‘dochter des huizes’ die de gunsten van Mum probeert terug te winnen ten koste van Lena voelt veel naarder dan de zoveelste verminking of zak met ledematen. Achteraf kun je overigens zeggen dat de verwikkelingen in Mum & Dad voorspelbaar verlopen, maar voor het zover is heeft zich een behoorlijk enerverende en vermakelijke film aan de kijker voltrokken.
La creme en Suspension zijn twee magisch-realistische films die thuishoren op het Imagine filmfestival. Niet alleen omdat een magische gimmick centraal staat, ook omdat je ze buiten het festival waarschijnlijk niet in de bioscoop zult zien. In beide films vertolkt een loser de hoofdrol. Een loser die ondanks magische hulp zijn leven niet weet te beteren. Sterker nog: door de magie werkt hij zich alleen maar meer in de problemen.
La creme (Reynald Bertrand, 2007) draait om Francois, een sukkelige verkoper die zijn dagen slijt met het verkopen van wenskaarten voor een niet-bestaand goed doel. Wanneer Francois met kerst een geheimzinnige potje creme onder de kerstboom vindt, verandert zijn leven aanzienlijk. Zodra hij het goedje op zijn gelaat smeert, denkt iedereen dat hij een beroemdheid is. Er gaat een wereld voor hem open. Zolang de creme werkt tenminste, want zodra het smeersel is uitgewerkt gunt men hem geen blik meer waardig. Wonderlijk detail is dat iedereen een andere held in hem ziet: de een denkt dat hij een beroemd acteur is, de ander ziet een virtuoos muzikant in Francois, die met veel plezier misbruik maakt van zijn plotselinge faam.
Stillframes
In zowel La creme als in Suspension wordt het magische element niet nader verklaard en als een feit gepresenteerd. Niemand weet wat erin de creme zit of wie deze aan Francois heeft gegeven. Hij neemt zelf ook niet de moeite om dat allemaal uit te zoeken. Daarvoor is hij veel te druk met het genieten van zijn cadeautje. In Supsension (van Alec Joler en Ethan Shaftel, 2008) is het magische element een videocamera. Wanneer de gebruiker ervan op de pauzeknop drukt, staat de wereld stil en kan hij zich er vrijelijk in bewegen. Daniel overleefde een auto-ongeluk waarin zijn vrouw en zoon het leven lieten. De camera van zijn zoon biedt hem in beginsel wat troost: dagenlang bekijkt hij oude homevideo's. Zodra hij echter de magische werking van het apparaat ontdekt, is Daniel zijn gezin snel vergeten en richt hij al zijn aandacht op Sarah Kane - de vriendin van het andere slachtoffer in de botsing.
Dubieus gedrag
Daniel gebruikt zijn magische camera eerst om kleine vergrijpen uit te voeren. Maar al snel focust hij zich volledig op Sarah en nemen zijn bemoeienissen stalkerachtige proporties aan. Daniels obsessie met haar leidt tot gewelddadige acties met onomkeerbare gevolgen. Het is interessant om te ervaren hoe je als toeschouwer sympathie voor Daniel verliest naar mate zijn gedrag bedenkelijker wordt.
De toon van Suspension wordt gedurende de film steeds ernstiger. De makers weten de thrillerelementen goed uit te buiten en deze sfeer tot het laatste frame (letterlijk) vast te houden. La creme, toch echt een comedy, legt veel meer de nadruk op het komische effect dat het magische element in het leven van de personages brengt. In de laatste akte vliegt het verhaal wat uit de bocht. Als een medeverkoper en concurrent een overdosis creme neemt en zo dol op zichzelf wordt dat hij ondersteboven zichzelf begint te bevredigen, verliest het verhaal het laatste zuchtje geloofwaardigheid. 'Too much of a good thing...'
Niet alleen vanwege de spanningsopbouw, ook vanuit cinematografisch oogpunt is Suspension interessanter dan onopvallend gefotografeerde La creme. De specialeffects van de momenten waarin de wereld stilstaat en Daniel als enige beweegt, zien er bijzonder realistisch uit. Het kostte de filmmakers dan ook een jaar om deze shots naar tevredenheid af te werken. Toch is het jammer dat Daniel niet wat meer experimenteert met zijn camera. Wat zou er gebeuren als hij op de terugspoelknop zou drukken? Het is opmerkelijk dat hij dit niet in ieder geval een keer probeert nadat hij de uitzonderlijke werking van het apparaat ontdekt. Wat dat betreft wordt de gimmick in Suspension weinig gevarieerd toegepast. Hetzelfde geldt overigens voor La creme, hoewel het heel amusant is om te zien hoe Francois zich steeds meer in de nesten werkt.
Deze post staat ook op EeuwigWeekend.nl.
Vanaf de heftige openingsscène, waarin een slachtoffer van ernstige mishandeling vijftien jaar later op bijzonder bloedige wijze wraak neemt op de vermeende daders en hun gezin, gaat de film in de vierde versnelling, om daarna regelmatig een onverwachte wending te nemen en van toon te veranderen. Ja, deze veelbesproken film ís uiterst gewelddadig, naargeestig, eng, onmenselijk en deprimerend, maar óók uiterst spannend, meeslepend, intelligent en in de laatste akte zelfs van een ongekende schoonheid. Meer over deze film vertellen is een doodzonde, u moet hem vooral zelf gaan zien. Laten we volstaan te zeggen dat de makers elementen uit Japanse horror, paranoiathrillers en seriemoordenaarsfilms succesvol tot een hoogstorigineel eindresultaat hebben weten te smeden; Martyrs, een titel die niet licht gekozen is, is een Hostel ver, ver voorbij.
In Dante 01 dragen alle karakters historische namen als Ceasar, Moloch, Lazarus en Buddha (die moordt uit ‘compassie’) en zijn de verschillende hoofdstukken ‘ringen’ genoemd; elke nieuwe ring brengt ons dichter bij de hel. Zoveel pretenties als Caro en co-scenarist Pierre Bordage hebben, zo opvallend weinig valt er te lachen in deze film. Zelfs oudgediende Dominique Pinion, anders altijd goed voor een komische noot, brengt met zijn rol van gevangenenleider Ceasar geen relativering. De film ziet er prachtig uit, de setdesign (met name de buitenopnamen van het ruimtestation) is hoogstorigineel, maar de loodzware film toont aan dat Caro zonder Jeunet op pijnlijke wijze faalt in het vertellen van een meeslepend verhaal met personages waar je om geeft. Ik had op een betere comeback gehoopt. En de Jezus-parabel in de slotscène, daar wil ik het al helemaal niet over hebben…
Pack, een wetenschapper uit de toekomst (waar naast raar haar ook luchtvervuiling en seksloze voortplanting regelrecht uit het jarenvijftighandboek voor dystopieën komen) reist naar het heden om samples van onvervuilde (haha!) lucht te nemen en belandt op het huwelijksfeest van een in- en inverwend kreng (u kent ze wel uit MTV’s My Super Sweet 16). Maar er is ook het sympathieke bruidsmeisje Cynthia, en dus reist Pack vooral door de tijd om haar te kunnen blijven zien. Dat tijdreizen gebeurt echter niet in chronologische volgorde, en het ragfijne spel van oorzaak en gevolg zorgt voor de nodige verwarring onder de gasten - en de kijker. De vraag of de puzzel klopt zal waarschijnlijk pas na een tweede keer kijken beantwoord kunnen worden - en het antwoord luidt waarschijnlijk nee. Maar doet het er eigenlijk toe? Dat is het leuke van tijdparadoxen: dat ze in theorie nooit kunnen kloppen, maar wel leuke films opleveren.
Vanavond nog te zien om 20.10 in Tuschinski 5
Zondagmiddag vond tijdens het Imagine festival het symposium Screen/Play over films en games plaats. Een panel van game- en filmmakers zou van gedachten wisselen over de vraag in hoeverre fantastische films en games elkaars verteltechnieken kunnen aanwenden voor eigen gebruik. Aanwezig waren onder meer JT Petty (filmmaker, kinderboekenschrijver en gamemaker), Auriea Harvey and Michaël Samyn (indie-gamemakers die The Path maakten) en filmmaker Mateo Guez.
Eigenlijk kwam er niet veel nieuws uit de monden van de kenners. Films gebaseerd op games zijn slecht; aan games liggen over het algemeen een weinig psychologisch verhaal ten grondslag en gaan vooral over schieten, vechten of rennen. Harvey en Samyn proberen met hun virtuele kunststukjes los te komen van bovengenoemde gameconventies. Dat levert ze nog wel eens het kritiek op dat hun werk 'too heavy' zou zijn. Vooralsnog zijn deze indie-gamemakers in de minderheid en wil het gros van de spelers inderdaad gewoon kunnen raggen. Een parallel met de filmwereld is hier natuurlijk snel gelegd: de independents die kunstfilms willen maken versus de commerciële blockbuster uit Hollywood.
Late fragment
Na het symposium werd het pas echt interessant toen de interactieve film Late fragment vertoond werd. De Franse filmmaker Maeto Guez was een van de drie regisseurs die aan dit project meewerkte. Hoewel zichtbaar trots op het resultaat, zei hij waarschijnlijk nooit meer aan zo'n interactief project mee te doen. Met drie regisseurs samenwerken betekent namelijk je ego buiten de deur zetten. En om een film interactief te maken moeten er veel concessies worden gedaan.
Late fragment zou met een belangrijk kenmerk van de game toepassen, namelijk interactie. Willekeurig kan de kijker van scène verwisselen en op die manier zijn eigen versie van de film samenstellen. Bevalt een scène je niet, dan skip je dus gewoon door naar een volgende. En als je meer wilt weten over de achtergrond van een van de personages, dan kun je met een druk op de knop de achterliggende gebeurtenissen uit diens leven exploreren. Dat klinkt leuk, maar is dat ook leuk als je in een volle zaal naar de film zit te kijken en je zelf niet aan de knoppen zit? Eigenlijk niet.
Plotgaten
Tijdens de vertoning van Late fragment voelde ik mij meerdere malen gefrustreerd als iemand op de knop drukte en er naar een ander fragment werd overgeschakeld. Gefrustreerd omdat ik zelf niet achter de knoppen zat en graag de betreffende scène uit had willen kijken. Maar ook omdat de vertelling door het koortsachtige zappen zo gefragmenteerd was dat de reconstructie van het verhaal door de vele plotgaten ernstig werd bemoeilijkt.
Het verhaal van Late fragment barst bijna van menselijke emoties en is niet van het soort waar je vrolijk van wordt. In principe zijn er drie zware drama's door elkaar vermengd. Het is de vraag waarom men niet voor iets vrolijker/toegankelijker materiaal heeft gekozen voor dit experiment. Nu komt de toeschouwer door het zappen van de ene emotie in de andere terecht, zonder dat hij precies weet wat ervoor heeft plaatsgevonden. In een van de verhaallijnen komt het personage dat als kind misbruikt werd zijn misbruiker na jaren weer tegen. Zal hij zijn verkrachter van het leven beroven of laten gaan? Geen idee, voordat de scène waarin hij de dader confronteert afgelopen was, had iemand alweer op de knop gedrukt.
Daarbij gaat de vergelijking met de interactie met games ook maar zeer beperkt op. Bij een game heb je de actie zelf in de hand: de speler bepaalt wat het personage doet. Goed, ook bij games geldt dat er limieten zijn aan wat je als speler wel en niet kan doen, maar het feit dat je je avatar zelf bedient maakt dat games veel meer bewegingvrijheid bieden dan een film. Bij het ervaren van de interactieve film kun je niet veel meer dan tussen voorgeprogrammeerde scènes zappen. Dat biedt enige vertelvrijheid, maar wel van een zeer beperkte soort. Deze vertelwijze nodigt uit om de film meerdere malen te bekijken en op andere momenten op de knop te drukken. Bij iedere vertoning zullen zo meer verborgen details aan het licht komen.
Het resultaat van de vertoning zondagmiddag was een vage indruk van drie verhalen vol plotgaten, met als uitkomst één van de drie mogelijke eindes die de Late fragment te bieden heeft. Maar zelfs zo'n einde biedt weinig soelaas als de voorgaande gebeurtenissen als door een blender vermalen aan je gepresenteerd worden. Natuurlijk is het na één vertoning een voorbarige conclusie, maar wat mij betreft is het voorlopig 'game over' voor de interactieve film.
Deze post verscheen ook op eeuwigweekend.nl en Mike's Webs.
Tot de categorie bizar maar boeiend behoort Chemical Wedding; overigens ook een film vol gewelddadige seksuele uitspattingen, zij het dit keer uitgevoerd door een charismatische occultist. Regisseur Julian Doyle werkte samen met Iron Maiden-zanger Bruce Dickinson en maakte een vreemdsoortige mengelmoes van sciencefiction, fantasy en absurdistische comedy. Nu was Doyle onder meer de editor van Monty Python-films, en wanneer in een van de scenes een typisch Britse heer in een fel paars pak en een bolhoed op het hoofd door de straat loopt, is het bijna onmogelijk om niet aan het onsterfelijke Britse comedy-team te denken. Toch bevat de film genoeg naargeestige horrormomenten om op Imagine thuis te horen.
In Chemical Wedding belandt de geest van Aleister Crowley, de Britse occultist die tevens een grote fan was van vrije seks, door een experiment met virtual reality in het lichaam van een verlegen, stotterende professor. In zijn nieuwe gedaante gaat hij letterlijk over lijken om een magische ceremonie voor te bereiden die hem onsterfelijk moet maken. Ondertussen vergrijpt Crowley zich zo vaak mogelijk aan gewillige en ongewillige slachtoffers. Wanneer blijkt dat het meisje van de escortservice niet het rode haar heeft waar hij om vroeg, spijkert Crowley haar aan de voordeur van het bordeel vast. Daarmee geeft hij een letterlijke interpretatie van de term pin-up.
De film wordt gedragen door Simon Callow die zijn Crowley-personage dik aangezet en met een aanstekelijke, theatrale flair gestalte geeft. 'De enige aanwijzing die ik Callow gaf,' zei regisseur Doyle tijdens de Q&A voor de filmvertoning, 'was dat hij Crowley als Richard III moest spelen.' In Chemical Wedding wordt behalve Aleister Crowley ook Shakespeare op de hak genomen als de door Crowley bezeten professor over zijn studenten heen pist en 'To pee or not to pee,' schreeuwt. To pee, dus. Kortom: Aanrader.
Deze post stond ook op Eeuwig Weekend.
Twee dagen in het donker bij Imagine/AFFF heeft acht filmviewingen opgeleverd. Het merendeel daarvan was meer dan de moeite van het kijken waard. In het brede filmaanbod zitten twee uiteenlopende films vol bizarre seksuele uitspattingen: Someone's Knocking at the Door en Chemical Wedding(zie recensie hierboven).
Voor mij was de horrorfilm Someone's Knocking at the Door, de zwakste schakel in de reeks filmvertoningen. Indie-regisseur Chad Ferrin vergastte de wereld al eerder met tot de verbeelding sprekende titels als The Ghouls en Easter Bunny Kill! Kill! Zijn Someone's Knocking at the Door behoort tot het genre tienerhorror, maar dan met een vreemde psychedelische en seksueel geladen twist. Studenten in films zijn over het algemeen vervelend voorspelbaar en junkies al helemaal, dus wanneer een paar studenten geneeskunde onder invloed van drugs een psychopathisch stel uit de dood terugbrengt, kun je alleen onheil verwachten. Een voor een vallen de studenten ten prooi aan de moordlustige seksmaniakken. Deze kunnen verschillende gedaanten aannemen, al bezwijkt bijna iedereen aan het monsterlijk groot geslacht van John Hopper. Anale en orale verkrachtingen te over in Someone's Knocking at the Door.
Ferrins vertelling wordt naar het einde toe erg onsamenhangend. Soms bekruipt je het gevoel dat bepaalde scènes alleen zijn gedraaid omdat ze mooie, surrealistische plaatjes opleveren. Zoals de begrafenisstoet die door een bos- en duinlandschap loopt. Waar naar toe mag Joost weten. De scriptschrijvers hebben in ieder geval verzaakt enige logica in het geheel te brengen.
Deze post stond ook op Eeuwig Weekend.
(NB Lees het oordeel van website Eeuwig Weekend hier)
Al was er dan geen echte openingsavond met genodigden, Joheunnom nabbeunnom isanghannom figureerde als een soort van openingsfilm. Wat er op neer kwam dat vóór vertoning festivaldirecteur Phil van Tongeren vanachter een katheder het publiek verwelkomde, zijn medewerkers bedankte en uitlegde dat wegens een halvering van de subsidie van het VSB Fonds de openingsavond en de catalogus moesten sneuvelen (en dan hebben we het nog niet eens over het feit dat de pers ‘s avonds gewoon voor zijn kaartjes moet betalen - schande! opstand! revolutie!! omverwerping van Tuschinski!!!). 25 jaar AFFF/Imagine had een feestje moeten worden, maar er viel minder te vieren dan gepland.
Naast de ordinaire kreditcrisis zijn er volgend jaar ook andere problemen voor Imagine: direct na het festival moet de organisatie op zoek naar een nieuwe locatie en een nieuwe vorm, want Amsterdam kampt met een tekort aan doeken, aldus de directeur. Die overigens met geen woord sprak over het achterwege blijven dit jaar van de Lifetime Achievement Award. Wederom die vermaledijde crisis, of was er gewoon geen interessante gast met staat van dienst te vinden die hem verdiende, ook al zou het dit keer dan geen Burton of Gilliam zijn?
Maar gelukkig was daar de film. In Zuid-Korea nog geen crisis, gezien het budget waarmee Joheunnom nabbeunnom isanghannom gemaakt lijkt te zijn. De film is, u raadde het al, een Aziatische hervertelling van Sergio Leone’s The Good, The Bad and The Ugly, tot en met de shootout in de laatste scène. Leone maakte een meesterwerk, Ji-woon Kim niet, maar laten we niet moeilijk doen, want een vermakelijk visueel spektakel is het wel.
Vijf partijen (onder wie Koreanen, Chinezen en Japanners) zitten achter een schatkaart aan, die per ongeluk in de handen van The Weird is beland. Twee uur lang vindt er een stoelendans plaats - qua plot gebeurt er niet veel méér dan dat - maar die dans ziet er prachtig uit, vanaf de openingscredits en de overval op de trein tot de massale achtervolging aan het eind. Gooi een beetje Peckinpah, wat Mad Max, veel kogels en veel idiote humor in de mix, voeg daar een schurk aan toe (zie foto) die de slechtheid van Lee van Cleefs originele The Bad overtreft, en dat vertrouwde wervelende openingsavondgevoel kwam er uiteindelijk dus tóch een beetje.
Debuterend regisseur Hewitt heeft een hoofdrol toebedeeld aan het geluid - spades die over het droge asfalt slepen klonken niet eerder zo onheilspellend. Die geluidseffecten zijn niet zomaar een gimmick, maar leiden ons slim naar een plotwending die… nee, we zeggen niks. Ga zelf maar kijken.
Acolytes is een spannende, uiterst broeierige film, die ons een onaangenaam kijkje in de hoofden van zijn protagonisten schenkt. Al moet je wel houden van de behoorlijk zware en serieuze toon die Hewitt hanteert. Geen verlichtende humor of Scream-achtig post-modernisme hier, maar dat is wellicht maar goed ook.
Een vreemde eend in de Imagine-bijt, deze film die uit 95% drama en 5% thriller bestaat. Hier worden de grenzen van het festival wel erg opgerekt. Dat was waarschijnlijk ook de bedoeling van de prorammeur, maar het gevoel beklijft dat deze arthousefilm op elk willekeurig festival had kunnen draaien. Sterk acteerwerk van de cast, daar niet van, maar zoals wel vaker het geval is bij Jensens scenario’s voor anderen, laat hij ook hier niet het achterste van zijn tong zien. Dat bewaart hij voor zijn eigen films, die wél met recht op Imagine thuishoren.
Deze zwarte komedie rond de 25-jarige, wereldvreemde, moordende tweelingzusjes Georgia en Virginia wordt bijna volledig gedragen door hoofdrolspeelsters Angela en Jordana Berliner, die het hele palet van stuurse, laat-puberende bakvisjes tot uitgekookte moordenaressen beheersen en erin slagen om afwisselend mooi en lelijk te zijn, afschrikwekkend én uitdagend. En niet onbelangrijk: het duo beschikt over een flinke dosis komisch acteertalent. Let u ook even op het roze ‘Boys Smell’-T-shirt dat Georgia draagt.
Quote: ‘A murder now and then is poetic, but too many makes us spree killers, the most uninteresting subgroup of killers’.
Deze compilatie van 100 propvolle minuten trash culture had prima gepast in een ‘Nacht van de wansmaak’. Het stuntwerk is legendarisch te noemen, zo gevaarlijk dat sommigen het niet overleefden. Met motor en al van een hoge klif in zee springen? Waarom niet? Met een truck door een huis heen rijden, met een actrice op de eerste verdieping? Moet kunnen.
De wel erg korte snippers interview met acteurs, critici en regisseurs geven een goed beeld van de scene destijds. Acteurs lieten zich in de fik steken, actrices gingen close up uit de kleren, maar rijk werden ze er niet van.
Not Quite Hollywood is een vermakelijke achtbaan van spectaculaire stunts, charmant stuntelende acteurs, een straalbezopen Dennis Hopper en monsters van papiermaché. Let op de piepjonge Nicole Kidman. Quentin Tarantino prijst door de hele documentaire heen zijn favoriete films aan en voorziet een comeback van het genre, met als voorbeeld de populaire Saw-serie.
Willie en Arthur zijn -in hun eigen woorden- ‘happy-go-lucky’ grafschenners, héél anders dan die gevreesde Murphy’s, waar ze nogal wat problemen mee hebben. En de doden, die zijn ook een beetje onrustig. Zo weet zelfs een kind dat je een lijk dat búíten een kerkhof ligt begraven, met knoflook om de nek en een staak door het hart, beter kunt laten liggen. Zoniet onze helden. De scènes die volgen op het opgraven van dát lijk zullen, net zoals de scène rond het ‘bevroren lijk, nog lang heugen. En ooit een bange, walgende zombie gezien? Dít is uw kans!
I Sell The Dead, losjes gebaseerd op het korte verhaal The Bodysnatchers van R.L. Stevenson en de de legende van Burke en Hare, is met zichtbaar plezier en een (onzichtbaar) laag budget gemaakt door SFX-specialist McQuaid. Sfeervol, humoristisch en met een fraaie EC Comics-estethiek; een aanrader.