Verdreven uit het kattenparadijs
Filosofische dialogen in geestige strip verpakt
Katten
zijn aaibare krengen. Eigenzinnig tot en met. Als ze terug zouden
kunnen praten, zou dat stevige discussies opleveren. Inderdaad,
praten met de dieren is een oud thema, maar het is aan de auteur om
van een cliché een onderhoudende vertelling te maken. Joann
Sfar kan het. Zijn verhaal begint als een klassiek sprookje. De kat
van de rabbijn blijkt ineens te kunnen praten nadat hij de papegaai
des huizes heeft opgepeuzeld. De rabbijn en zijn dochter kijken er
uiteraard van op: er is een wonder gebeurd! Echter, de kat maakt er
meteen gebruik van om te liegen (om te beginnen over het lot van de
papegaai), te provoceren en te manipuleren. Hij heeft immers wél
altijd kunnen luisteren en is dus goed ingevoerd in de joodse leer.
De kat heeft niet alleen plezier zijn nieuwe gave. Het verandert hem:
hij krijgt nachtmerries waarin zijn bazinnetje (de dochter van de
rabbijn) in haar graf ligt, in plaats van fijne dromen over het jagen
op muizen. Hij heeft zijn amorele kattenparadijs verlaten zonder kans
op terugkeer. Vóór hem ligt de merkwaardig ingewikkelde
maatschappij van de mensen met hun wetten, hun vaak onbegrijpelijke
morele afspraken én hun hypocrisie
Net als in de reeks Zwarte Olijven, die Joann Sfar met tekenaar Emmanuel Guibert maakt, drijft deze strip op filosofische dialogen tussen (joods-) orthodoxe geesten en een outsider. Bij Zwarte Olijven is dat een onschuldig kind, hier een heerlijk opportunistische kat. Soms ziet de kat er academisch-bestudeerd uit, maar vaker, vooral op de komische momenten, heeft hij het uiterlijk van een verkreukeld tekenfilmgedrocht. Samen met de decors met hun oriëntaalse steegjes, de huizen met hun mozaïekvloeren en wandtapijten maakt dit De kat van de rabbijn tot een van de geestigste en meest sfeervolle albums van dit jaar. (Marcel Ruijters)
Net als in de reeks Zwarte Olijven, die Joann Sfar met tekenaar Emmanuel Guibert maakt, drijft deze strip op filosofische dialogen tussen (joods-) orthodoxe geesten en een outsider. Bij Zwarte Olijven is dat een onschuldig kind, hier een heerlijk opportunistische kat. Soms ziet de kat er academisch-bestudeerd uit, maar vaker, vooral op de komische momenten, heeft hij het uiterlijk van een verkreukeld tekenfilmgedrocht. Samen met de decors met hun oriëntaalse steegjes, de huizen met hun mozaïekvloeren en wandtapijten maakt dit De kat van de rabbijn tot een van de geestigste en meest sfeervolle albums van dit jaar. (Marcel Ruijters)