Overleven op goed geluk
Polanski put uit eigen ervaring in veel geprezen film over de holocaust
Valt er in een rubriek als deze nog eer te behalen aan een film die
het afgelopen jaar zo ongeveer alle belangrijke filmprijzen ontving?
Hoewel zulke films door de hooggespannen verwachtingen steevast tegenvallen,
vormt The Pianist van Roman Polanski de spreekwoordelijke uitzondering
op die regel. Net als de schrijver van het boek waarop hij zijn film
baseerde, de pianist Wladyslaw Szpilman (Adrian Brody), is Polanski
een overlevende van de Poolse getto's. Het is onmogelijk de film los
te zien van die persoonlijke betrokkenheid: voor scènes zoals
Szpilmans
onwaarschijnlijke ontsnapping aan het jodentransport, putte Polanski
uit zijn eigen ervaringen. toch zou de eerste helft van de film, waarin
de familie van Szpilman door de Duitse maatregelen uiteenvalt, door
elke bekwame regisseur gemaakt kunnen zijn. Het opmerkelijkste aan
dat afstandelijke, bijna documentaire eerste uur van The Pianist is
dat de holocaust niet wordt gepresenteerd als een feilloos werkende
bureaucratische machine, maar als een opeenvolging van kleine en grote
pesterijen, waarin willekeur en dom geluk het verschil tussen leven
en dood uitmaken. Als Szpilman halverwege de film uit het getto ontsnapt
en onderduikt op het eerste van een reeks schuiladressen, begint eigenlijk
een tweede film, die veel persoonlijker van toon is. De wereld van
de pianist krimpt steeds verder, terwijl om hem heen Warschau in een
spookstad verandert. De laatste oorlogsmaanden zijn één
lange nachtmerrie
waarin Szpilman alleen nog bezig is met overleven. Het heldendom van
Schindler's List en aanverwante holocaustfilms is dan al ver te zoeken.
Voor wie bekend is met het oude werk van Polanski, krijgen claustrofobische
films als Mes in het water, Repulsion, Rosemary's Baby en Le Locataire
een nieuwe betekenis. Een goede reden om ze opnieuw te bekijken, met
andere ogen. (Pieter van Oudheusden)