Dromen mag altijd
Weerbarstig juweel van de Franse stripmaker Baudoin
Voor de vroege albums van de Fransman Edmond Baudoin gold: je moest
ervan houden. Door de wat stugge, literaire toon en de summiere, kalligrafische
tekenstijl van zijn autobiografisch getinte verhalen was hij typisch
een stripmaker voor wie lezers zich moesten inspannen. In 1992 verscheen
de eerste Nederlandse vertaling van een van zijn albums, 'De eerste
reis', in een oplage van 500 exemplaren die nu, bijna tien jaar later,
nog altijd niet is uitverkocht. Desondanks bleef uitgeverij Sherpa
nieuwe vertalingen op de markt brengen. Langzaam maar zeker verwierf
Baudoin ook in Nederland en Vlaanderen een bescheiden aanhang. Het
hielp dat zijn latere albums minder ambitieus en daardoor toegankelijker
waren dan het werk uit het begin van de jaren negentig. 'Piero' (1998)
bijvoorbeeld is een losjes verteld verhaal over twee broers, innemend
en soms vermakelijk maar zeker niet Baudoins beste. De intensiteit
en de weerbarstigheid waarvan 'De eerste reis' getuigde, ontbraken
wel vaker in het werk dat hij de laatste jaren afleverde. Geen wonder
bij een stripmaker die produceert met een schijnbaar gemak waarop menig
collega jaloers is: tientallen pagina's per maand, meerdere boeken
per jaar. Tja, dat kunnen niet allemaal meesterwerken zijn, maar zo
nu en dan zit er een juweeltje tussen. Het recent verschenen 'Véro'
bijvoorbeeld, een somber verhaal over het uitzichtloze leven van jongeren
in de Franse voorsteden, niet in vloeiende penseelstreken weergegeven
maar nijdig met een pennetje neergekrast. De hoofdpersoon is Willy,
een donkere jongen die verliefd is op het verslaafde meisje Véro.
In een halfslachtige ontsnappingspoging rijdt hij met zijn vriend Fredo
naar het zuiden, richting Marseille. Hun vlucht voorwaarts loopt spaak
doordat Fredo onderweg probeert een pompstation te beroven en daarbij
dodelijk gewond raakt. Willy gaat ervandoor, maar wordt gepakt en hangt
zich in zijn cel op. De gebeurtenissen worden in claustrofobische beelden
verteld: naargeestige hoogbouw, benauwende interieurs, onverlichte
wegen. Zelfs op de pagina's die met zonlicht en ruimte zijn gevuld,
tekent Baudoin zijn hoofdpersoon met een zwarte, vierkante kooi rond
diens hoofd: Willy kan niet ontkomen aan de duisternis die hij met
zich meedraagt. Hij kan wel proberen de voorstad te verlaten, de voorstad
verlaat hem niet. Toch, en dat kenmerkt Baudoin, eindigt het verhaal
met een sprankje hoop. Om de lezer niet met lege handen achter te laten
houdt hij de mogelijkheid open dat de schok van Willy's dood Véro
geholpen heeft een nieuw leven op te bouwen. Vermoedelijk is dat de
reden waarom het boek naar haar is genoemd, hoewel ze slechts twee
keer kort in beeld komt. 'Dromen mag altijd...' schrijft Baudoin aan
het einde van 'Véro', alsof hij het niet over zijn hart kon
verkrijgen om de wanhoop het laatste woord te geven.
(Pieter van Oudheusden)