Sympathieke portretten van hen die het in de Nederlandse literatuur
niet gered hebben
Op wereldwijde schaal is de Nederlandse literatuur een marginaal verschijnsel.
De schrijver die zelfs daarin wordt verbannen naar de marge, bevindt
zich in de buitenste kringen van de vergetelheid. Joris van Casteren
portretteerde een twintigtal van hen in Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf,
een boek dat verplichte kost zou moeten zijn voor elke debuterende
auteur. De geportretteerde schrijvers waren weliswaar geroepen maar
niet uitverkoren: aanvankelijk als veelbelovend geprezen kwamen ze
niet veel verder dan de staart van het literaire peloton. Als Van Casterens
boek iets duidelijk maakt, is het dat er geen garantie voor blijvend
succes is: ondanks hoge oplagecijfers (Bram Borgart), gunstige kritieken
(Helen Knopper) of een fotogeniek uiterlijk (Christine Kraft) strandden
hun literaire carrières. Een enkeling zoals Judicus Verstegen, ooit
een gerespecteerd schrijver, belandt in een inrichting. Anderen leggen
zich bij hun falen neer of kiezen voor een lucratiever beroep, maar
het interessantst zijn natuurlijk de schrijvers die onstuitbaar verderwerken
aan een constant uitdijend ongepubliceerd oeuvre, in de stellige overtuiging
dat het nageslacht hun de roem zal toekennen die hun bij leven werd
onthouden.
Steven Membrecht (twaalf romans bij erkende uitgevers) bijvoorbeeld beschrijft zijn ongelezen productie als een literaire schat die grondig bestudeerd zal moeten worden - zonder het geringste spoor van ironie. Dat is tragisch en tegelijk onweerstaanbaar komisch. Van Casteren is zich terdege bewust van het lastige evenwicht daartussen. Hij stelt zich terughoudend op, laat de geïnterviewden in hun waarde en beschrijft ze met onmiskenbare sympathie. Zodoende richt hij met Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf een bescheiden monumentje op voor de achterblijvers en afvallers die uiteindelijk moesten ontdekken dat ze de vereiste combinatie van talent, ausdauer en opportunisme misten. Ze zullen stellig niet de laatsten zijn. Omdat de uitgevers hun persen in deze tijd onverminderd laten draaien en de jaarlijkse oogst aan debuten almaar aanzwelt, heb ik het vaste voornemen om tezijner tijd opnieuw de balans op te maken, schrijft Van Casteren in zijn voorwoord. Wordt vervolgd.
Steven Membrecht (twaalf romans bij erkende uitgevers) bijvoorbeeld beschrijft zijn ongelezen productie als een literaire schat die grondig bestudeerd zal moeten worden - zonder het geringste spoor van ironie. Dat is tragisch en tegelijk onweerstaanbaar komisch. Van Casteren is zich terdege bewust van het lastige evenwicht daartussen. Hij stelt zich terughoudend op, laat de geïnterviewden in hun waarde en beschrijft ze met onmiskenbare sympathie. Zodoende richt hij met Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf een bescheiden monumentje op voor de achterblijvers en afvallers die uiteindelijk moesten ontdekken dat ze de vereiste combinatie van talent, ausdauer en opportunisme misten. Ze zullen stellig niet de laatsten zijn. Omdat de uitgevers hun persen in deze tijd onverminderd laten draaien en de jaarlijkse oogst aan debuten almaar aanzwelt, heb ik het vaste voornemen om tezijner tijd opnieuw de balans op te maken, schrijft Van Casteren in zijn voorwoord. Wordt vervolgd.