tekst: Arnold Heikamp / beeld: Finn Stapelkamp
Crentenbaert
de_bonte_was_125x125.jpg
In het jaar 1238 A.D. beëindigde ridder Crentenbaert zijn imposante loopbaan. Hij was 34 jaar oud en vond het welletjes. Op zijn zeventiende was hij begonnen met het ridderen van toernooien bij een klein graafschapje ergens in een uithoek van het rijk. Al snel kwam zijn buitensporige talent aan het licht, en het duurde dan ook niet lang of belangstellende graafschappen stonden in de rij om hem in te lijven. Na drie jaar voor het grootste graafschap van het rijk geridderd te hebben, besloot Crentenbaert voor het grote geld in het buitenland te keizen. Hij ridderde zes jaar in Italië en vervolgens nog eens vier in Spanje. In die tijd groeide hij uit tot een ridder van wereldfaam. Meisjes vielen flauw als ze zijn naam hoorden, en jongens deden hem na op het dorpsplein. De laatste jaren van zijn actieve loopbaan ridderde Crentenbaert weer voor het kleine graafschapje in een uithoek van het rijk.
De gehele ridderwereld rekende er op dat Crentenbaert na zijn jaren als toernooiridder zich dienstbaar zou opstellen, en zich gaan toeleggen op het trainen en coachen van volgende generaties ridders. Maar Crentenbaert had andere plannen. Crentenbaert ging muziek maken.
Toernooimuziek. Hij verzamelde een groepje vazallen om zich heen, waarmee hij van toernooi naar toernooi trok. Voor aanvang van de wedstrijden speelde het combo het publiek warm. Dat ging aanvankelijk heel goed.
Crentenbaert liet zijn luit gieren en de mensen op de tribunes braken het stadion haast af van geestdrift. Het gebeurde zelfs regelmatig dat stadions half leegliepen nadat de band van Crentenbaert gespeeld had, het riddertoernooi dat nog moest volgen kon de toeschouwers gestolen worden, zij kwamen voor de band van Crentenbaert. Het kon natuurlijk niet uitblijven: ook in zijn hoedanigheid van muzikant trok Crentenbaert de grens over om internationale successen te genieten. De voormalige ridder werd een levende legende. Een legende die zijn weerga in de geschiedenis niet kende.
Totdat het mis ging.
Bij aanvang van het ridderseizoen '47-'48 verzorgde de band van Crentenbaert de openingsceremonie. Er zaten honderduizend mensen op de tribunes. En zij kregen niet wat zij wilden. De muziek van Crentenbaert was compleet veranderd. Weg waren de loeiende luiten, de gierende lieren en de schetterende schalmeien. Crentenbaert en zijn mannen pielden er maar wat op los!
'Wat flickt ghij mij nu, Crentenbaert?' riep de koning onsteld vanaf zijn ere-terras. Het publiek hield de adem in. Crentenbaert gebaarde zijn mannen te stoppen met musiceren. De stilte in het stadion droop van de ruggen der aanwezigen. Crentenbaert keek met zijn rechterhand boven zijn ogen op naar de koning. Het leek wel een week te duren voor hij sprak.
'Sire! Dit is de musyk van de toekomst! Bebop, scat, hardbop, jive, kortom: JAZZ! U moet er gewoon even aan wennen! Take it away, Ghijsbrecht!'
En wederom klonken de revolutionaire Jazz-klanken door het ridderstadion.