Is er leven na de dood?
	
	
	De geschiedenis van Golden Earring door de bril van Neerlands grootste 
	spraakwaterval
	
Bart Chabot  FC Dood
Uitgeverij: Nijgh & van Ditmar
 19,90
Met titels als Duingheest, Genadebrood, De judaskus, 
	De kootjesblues 
	en Zand erover laat het zwartgallige oeuvre van dichter en schrijver
	Bart Chabot zich moeilijk rijmen met zijn publieke persoonlijkheid, 
	de welhaast manisch opgewekte spraakwaterval in het kanariegele overhemd. 
	Is Bart Chabot de Dr. Jekyll en Mr. Hyde van de Nederlandse literatuur? 
	Je zou het welhaast denken, maar zijn nieuwe verhaalbundel FC Dood 
	 weer een eschatologische titel  levert bewijs van het tegendeel. 
	Net als in zijn vierdelige biografie van Herman Brood voert Chabot 
	zichzelf als personage op, dikwijls met hilarische gevolgen. Hij is 
	een aanstekelijke verteller voor wie een kleine anekdote uit eigen
	leven volstaat om
	breed uit te pakken, met verbale slapstick die Marx Brothers-achtige 
	vormen kan aannemen  zie de verhalen Beste Fons en Uit het dagboek 
	van een rock n roll huisman.
Hoofdmoot van het boek is, naast een herwerkte versie van Duingheest, de reportage die Chabot schreef over het wel en wee van Golden Earring, De doodbedriegers getiteld en door hemzelf in het voorwoord omschreven als een opmaat voor de Herman Brood-biografie. Met die karakteristiek doet hij zichzelf tekort: door zijn mengsel van humor en ernst, informatie en verdichting is het verhaal een schoolvoorbeeld van literaire popjournalistiek, op een voor Nederland zeldzaam niveau. Het portret van de vier onverstoorbare rockers is veelzeggend in zijn relatieve beknoptheid: 140 paginas, minder dan een tiende dan de volledige Brood-biografie. Chabot toont zich opnieuw een scherp waarnemer die zich voor zijn onderwerp kan wegcijferen en die óók feilloos weet wanneer hij zijn mond moet houden.
Hoofdmoot van het boek is, naast een herwerkte versie van Duingheest, de reportage die Chabot schreef over het wel en wee van Golden Earring, De doodbedriegers getiteld en door hemzelf in het voorwoord omschreven als een opmaat voor de Herman Brood-biografie. Met die karakteristiek doet hij zichzelf tekort: door zijn mengsel van humor en ernst, informatie en verdichting is het verhaal een schoolvoorbeeld van literaire popjournalistiek, op een voor Nederland zeldzaam niveau. Het portret van de vier onverstoorbare rockers is veelzeggend in zijn relatieve beknoptheid: 140 paginas, minder dan een tiende dan de volledige Brood-biografie. Chabot toont zich opnieuw een scherp waarnemer die zich voor zijn onderwerp kan wegcijferen en die óók feilloos weet wanneer hij zijn mond moet houden.