In de leeuwenkuil
De pseudoniemloze slaat weer toe in eigenzinnig tijdschrift
Bart "de pseudoniemloze" Schoofs' onderkoelde, soms hermetische humor
was jarenlang een goed bewaard geheim. In Vlaanderen was het óf
de methode-Vandersteen óf de methode-Kamagurka, wilde je als
jonge auteur kans maken op een publikatie. Zijn 'Braaf Varken'-reeks
laat zien dat het ook nog anders kan, maar blijft een apart verschijnsel.
Nu ligt dan nummer 2 in de schappen te knorren. Ongeveer een half jaar
later dan beloofd, maar de hilarische omslagtekening van een tuinkabouter
met mobieltje (argh!) en trainingsbroek (argh! argh!) maakt meteen
alles goed. Dit nummer laat minder van de columnist in Bart Schoofs
aan het woord maar is minstens zo leuk. Het vervolgverhaal 'Brieven
aan Nonkel J.' leest soepeler, terwijl de hoofdpersoon zich onverminderd
asociaal blijft gedragen. Lachen is het met observaties van museumbezoekers-uit-de-hel,
die kauwgombolletjes op de sokkels achterlaten en hun geld terug eisen,
omdat ze niets van de kunstvoorwerpen begrijpen. Hoogtepunt van dit
deel is het geheel op rijm gezette 'In het hol van de leeuw', waarin
drie apezatte studenten (Schoofs woont in Leuven, waar geen gebrek
is aan deze lagere diersoort) een nachtelijk bezoek brengen aan de
zoo. Meer bepaald de leeuwenkooi. Enig idee hoe dat afloopt?
(Marcel Ruijters)
(Marcel Ruijters)