Pieter van Oudheusden
Gekleurd glas en klatergoud
Gekleurd glas en klatergoud
Naslagbladerboek archiveert niet-bestaande kunstenaars uit de wereldliteratuur
brams recensie zijplaatje
Koen Brams
Encyclopedie van fictieve kunstenaars
Nijgh & van Ditmar
fl. 65,-
Als jong dichter schoof Remco Campert graag aan in het gezelschap van de Cobra-schilders. De hoop dat ze in hun gesprekken de geheimen van het scheppingsproces uit de doeken zouden doen, vervloog al snel. Hun onderlinge conversatie beperkte zich tot praktische aanbevelingen als: "Lekker kwastje!" Ondanks die aardse instelling hebben kunstenaars in de literatuur al eeuwenlang het imago van hemelbestormers. Koen Brams bracht een bont gezelschap van die schilderende en beeldhouwende romanpersonages samen in zijn 'Encyclopedie van fictieve kunstenaars': 454 bladzijden aangenaam nutteloze eruditie, die door niet minder dan elf registers kan worden ontsloten. Onduidelijk blijft echter wat de samensteller precies onder een 'fictieve kunstenaar' verstaat: de ik-persoon uit 'Turks Fruit' is opgenomen onder de naam "N.N. (Meester van Het Moedergeluk)", waarbij de toevoeging "(actief in Nederland in het midden van de 20ste eeuw)" de indruk versterkt dat de hele encyclopedie een uit de hand gelopen studentengrap is. De naamloze beeldhouwer uit 'Turks Fruit' mag dan een romanpersonage zijn, het oeuvre bestaat wel degelijk want Wolkers beschrijft zijn eigen sculpturen en assemblages. Anderzijds zijn er in de literatuur ook verhalen te vinden zoals 'De schilder Godfried Schalcken' van J.S. Lefanu, waarin de hoofdpersoon afgezien van de naam hoegenaamd niets met het overeenkomstige historische personage uitstaande heeft. De grens tussen fictie en realiteit is moeilijk te trekken. Voor de encyclopedie zijn er 250 lemmata uit alle uithoeken van de wereldliteratuur bij elkaar gesprokkeld. De keuze is nogal willekeurig uitgevallen. Ik miste het boek dat als ficitieve kunstenaarsbiografie wat mij betreft onovertroffen is, de monumentale roman 'De vivisector' van de Australische Nobelprijswinnaar Patrick White. Ach, wie met de neus op de grond naar interessante torretjes en kevers zoekt, ziet een olifant gemakkelijk over het hoofd. Meeslepende lectuur is deze alternatieve kunstgeschiedenis niet. Het is vooral een bladerboek. Dat hoeft geen bezwaar te zijn, want elke encyclopedie blijft grotendeels ongelezen. Zeker als het, zoals in dit geval, gaat om een naslagwerk dat uitsluitend fictieve kennis bevat, een grot van Ali Baba die volledig met gekleurd glas en klatergoud is gevuld. Het interessante van deze 'Encyclopedie van fictieve kunstenaars' is dan ook niet de keuze van de opgenomen kunstenaars of de schoolse opstelletjes die aan hen zijn gewijd, maar de opvattingen die daarachter steken. Het boek beschrijft de periode van 1605 tot heden, en elk van die eeuwen heeft zijn sporen nagelaten: de 17de-eeuwse voorliefde voor rariteitenkabinetten, de 18de-eeuwse drang tot verzamelen en catalogiseren, de 19de-eeuwse voorliefde voor het tragisch heldendom van de kunstenaar en, vooral, de 20ste-eeuwse theorieën over het immateriële karakter van de kunst, waarbij het idee belangrijker is dan de uitvoering. 'De Encyclopedie van fictieve kunstenaars' is een conceptueel kunstwerk op zich, waaraan geen kwastje te pas is gekomen. De samensteller heeft zichzelf de teleurstelling van Remco Campert bespaard door de kunstenaar overbodig te maken. Of dat boeiende kunst oplevert, is natuurlijk de vraag.

(Pieter van Oudheusden)